Mijn (voorlopige) visie op het muziekonderwijs in de onderbouw

Op de onderbouw van het voortgezet onderwijs krijgen kinderen les van 12 tot 15 jaar oud. Deze kinderen zijn in een fase van hun leven waarin van alles gebeurt, lichamelijk en geestelijk.


Vooral geestelijk krijgen de kinderen veel voor de kiezen tegenwoordig, door alle nieuwe media. Door de veelzijdigheid van informatie die op hun afgevuurd wordt, is het van belang dat de kinderen zelf leren bepalen wat nuttige informatie is om op te slaan en welke informatie minder relevant is. Zij leren op deze leeftijd een mening vormen . Ik vind dat de school en de leerkrachten kinderen moeten helpen om dit te leren. Bijvoorbeeld door middel van het stellen van affectieve leerdoelen. In het vak muziek kun je hierbij denken aan: het kind kan op muziek een rap maken over een onderwerp wat hem interesseert en waarbij hij een mening of gevoel kan uiten OF het kind kan zelfstandig een muziekstuk uitkiezen wat hij/zij mooi vindt en in de klas uitleggen wat de reden is dat hij of zij dit stuk zo mooi vindt.


Niet alleen denk ik dat deze kinderen behoefte hebben aan aanreiking van hulpmiddelen om te kunnen functioneren in deze tijd van overvloedige informatie, ook het bieden van structuur op school kan veel rust geven in hun hoofd. Duidelijkheid bieden in de te behalen leerdoelen, zodat het kind precies weet wat van hem/haar verwacht wordt, maar ook duidelijkheid in wat ze van mij als docent kunnen verwachten (bijvoorbeeld qua hulp of qua straffen).


In het muziekonderwijs vind ik het belangrijk dat ieder kind plezier ervaart in het spelen van muziek. Niet alle aspecten van het vak muziek zijn leuk voor een kind. Bijvoorbeeld: iemand zingt heel graag…maar vind het minder leuk om piano te spelen. Ik vind het een uitdaging om het kind dan op zo’n manier te benaderen dat het toch interesse krijgt voor het toetseninstrument. Bijvoorbeeld d.m.v. een opdracht waarin hij/zij zichzelf leert begeleiden tijdens het zingen…in kleine stapjes.


Ik geloof dat ieder kind muzikaal is, maar ieder op zijn/haar eigen manier. Het is dan de taak van de leerkracht om uit te zoeken welke invalshoek het beste werkt voor het type leerling. Het ene kind denkt erg vanuit gehoor, het andere weer vanuit leerboeken. Het ene kind heeft de neiging om op tafels en stoelen te trommelen, het andere loopt fluitend van school naar huis. Kinderen hebben vaak zelf niet eens door hoe vaak ze muziek maken. Door ze er alert op te maken is het mogelijk hun muzikale belevingswereld te vergroten en hun meer zelfvertrouwen te geven in het vak muziek.

Geen opmerkingen: